Vereningd Koninkrijk binnenstebuiten: de beurt is aan Wales!

Dag 6 en de rest: 170km omrijden vanwege een bosbrand

Brand lijkt de rode draad te zijn deze reis: een uitgebrand hotel én een pizza zo pittig, dat je er een doosje Rennie van het huis bij krijgt. En dat allemaal in hetzelfde stadje: Aberystwyth. Petje af overigens voor wie het in één keer goed kan uitspreken.

Enfin, zoals jullie hebben kunnen lezen, zit de rustdag er alweer lang en breed op en de kontspieren hebben dus weer lekker kunnen losweken. Zo’n pauze is eigenlijk een must om taferelen als trombosebenen van al het motorrijden te voorkomen. Dat je dan vervolgens activiteiten gaat ondernemen waar je knikkende knieën gecombineerd met zuurstofgebrek waar een gemiddelde astmapatiënt niet vies van is krijgt, is een ander verhaal. Breekt zo lekker de week. Waar waren we ook alweer gebleven? Ik schrijf er al iets over, maar dat was vrij summier vanwege ons late aankomst in het hotelletje wat we met enige moeite vonden, hierover laten meer. O ja, gisteren begonnen we zoals gezegd de dag eerste rijdag na de welverdiende break vrij somber, met veel wind en af en toe een spetter. Maar daar laat een beetje avonturier zich niet door afschrikken, dus ook wij niet. Bovendien is de ruige zee door de straffe wind een welkome traktatie. De route van vandaag leidt ons de eerste 20 kilometer langs de kust, ten noorden van Aberystwyth. De “boer Teun weggetjes” houden we er blijkbaar in, welke ons over het heuvelachtige landschap van deze regionen meenemen. We gaan omlaag en omhoog en plots als we een bovenaan een heuvel komen worden we getrakteerd op een machtig mooi vergezicht dat zo uit een schilderij lijkt te komen: nee, ik ga Bob Ross dit keer niet noemen. In de verte is de alles behalve kalme zee te zien, waar de golven tot meters ver het zand op het strand opslokken, die net het kustdorpje niet bereiken. Dat moeten we even van dichtbij gaan kijken, bedacht ik me zo. Ik sla een doodlopend weggetje in richting de kust en besluit heldhaftig als ik me voel, het dijkje omhoog te rijden, om zo de zee te zien. Hm, losliggende keien, dat moet lukken toch? Ik heb niet voor niets een KTM 1190 Adventure gekocht. Ik kom vast te zitten en hoe meer gas ik geef, hoe verder het achterwiel zich knusjes tussen de stenen begraaft. Na de motor wat heen en weer gesjord te hebben, ontkom ik er niet aan: “Pa, help eens een handje!” Na het betere duw- en trekwerk van een gepensioneerde brandweer man ben ik weer los en besluit de KTM toch maar naast de ouwe trouwe FJR te parkeren. We maken wat foto’s als bewijslast en we tuffen weer verder. Toch maar eens die adventure training volgen.


Na zo’n 20km buigt de route van de kustlijn af en begint een nieuw natuurspektakel: natuurpark Snowdonia met een omvang van ongeveer 2170 km². Het park is genoemd naar Snowdon (Yr Wyddfa in Welsh), met 1085 meter de hoogste berg in Wales. Daar kun je mee thuiskomen. Bovendien liggen hier een aantal meertjes wat natuurlijk altijd een welkome afwisseling is. Inmiddels heeft de zon ruimte gewonnen en we rijden weer onder een prachtige blauwe lucht met een graadje of 18, ideaal dus. Even later zien we een raftcentrum, dat ook een café’tje heeft en we besluiten dat het tijd is voor een bakkie. Hoe we het elke keer weten uit te zoeken is me een raadsel, maar ze hebben een terras pal aan een wild stromend riviertje, waar ze op dat moment enorm gemotiveerd aan het raften zijn. Wat is er beter dan onder het genot van een flapjack en een warme chocomel kijken hoe mensen half verzuipen? Ik zou het niet weten. Misschien twee flapjacks, maar ik moet natuurlijk nog wel in m’n leren raceoverall passen. Na enig leedvermaak zwaaien we de benen weer over de zadels van onze trouwe reisgenoten en laten de opnieuw schitterende wegen inclusief verbluffende landschappen ons goed smaken.

16:00, geen Cup a Soup tijd, maar tijd om ons onderkomen voor vanavond te gaan zoeken. En weer opnieuw zoeken we daar een alles behalve deprimerende stek voor uit: op een terras, aan zee, onder een blauwe lucht en met een immens kasteel dat dient als achtergrond. Waar we zijn? Caernarfon. Hoe? Ja, dat dus. We kijken waar we ongeveer rond 18:00 zullen zijn en zoeken daar een plek om te overnachten. Nu ja, dat proberen we. Want er is daar bar weinig te vinden voor onder de 200 euro. Even begin ik te denken aan een storing in de Booking.com en AirB&B app. Nog nooit meegemaakt dit. Ik vind uiteindelijk letterlijk één kamer voor een schappelijke prijs, maar met AirB&B werkt het zo, dat je een verzoek indient bij de verhuurder en vervolgens moet deze beste man het verzoek accepteren. Pas dan kun je terecht. Maar een reactie blijft uit, en we besluiten verder te rijden, in de hoop dat we bij de volgende stap reactie hebben. Dat werkte tot nu toe prima.

We rijden verder langs de kust omhoog via Conwy en belanden uiteindelijk rond 18:30 bij een restaurantje in Mold, zo’n 100km verderop. Nog geen reactie. Maar motorrijden maakt zoals inmiddels bekend hongerig en we besluiten dus daar eerst wat aan te doen. André zoekt een restaurantje op en belanden uiteindelijk bij “The fat boar”, waar we buiten op het terras een buitenaardse goede honing/mosterd kip met frietekes wegwerken in een tempo waar ze bij de brandweer “U” tegen zeggen, want het begint te regenen. Goed, inmiddels is het 19:00 en we hebben nog geen onderkomen voor vanavond. Tevergeefs raadpleeg ik nog een keer de Booking.com en AirB&B app: nada, noppes, njente. Waar wél zat plek is voor een schappelijke prijs in de omgeving van Liverpool: zo’n 80km rijden en bovendien 80km uit de route. Maar je moet wat. Ik zoek een redelijk spulletje uit en druk op “verstuur reservering”. Hoppa, in de pocket. Na zo’n 3 kwartier rijden komen we aan in Kirby, een buitenwijk van Liverpool. We rijden een arbeiderswoonwijk in, waar de vraagtekens nog net niet boven onze helmen te zien zijn, maar warempel, dit onderkomen ziet er best prima uit. We laden alles uit, halen nog wat te drinken voor in de gezellige huiskamer en ik slinger de laptop aan voor een hopelijk opnieuw smakelijk verhaal. De motoren zetten toch maar wel op slot.


De volgende dag bij het openen van de gordijnen verschijnt er niet direct de kinderachtige glimlach op ons gezicht die we tot zover wel elke dag hadden: de druppels rollen langs de ramen en de bomen dansen de Macarena. Lekker. De regenkleding wordt uit de koffers getoverd en de GPS wordt ingesteld naar het punt waar we gisteren gebleven waren: weet je nog dat we 80km van de route moesten afwijken voor dit krot? Dat betekent dus nu weer 80km oftewel 3 kwartier terugrijden, want we hebben onze zinnen gezet op de Horseshoe Pass: de naam verklapt het al, een bergpas waarvan meerdere mensen ons gezegd hebben dat die écht niet mag ontbreken in onze route. En wie zijn wij om dat in de wind te slaan? Letterlijk. Na 45 minuten snelweg komen we aan bij de pas, en met droge ogen bekijken we de talloze borden met de tekst “Road closed”, die de weg ook daadwerkelijk versperren. Bloody hell, zoals de Engelsen zouden zeggen. Even bedenk ik wat dat in het Welsh zou zijn. Bummer, maar het is wat het is. Het kan niet altijd van een leien dakje gaan, en dat maakt het juist zo avontuurlijk. We besluiten koers te zetten naar het volgende mooie gebied: “Peak District National Park”. Glenda en ik kwamen hier vorig jaar al door heen, na aankomst met de boot in Harwich, onderweg naar Liverpool, dus ik wist wat te verwachten. Alleen toen scheen de zon, en nu niet. In volle mist, de luchtvochtigheidsmeter op 90% en de temperatuurmeter op 16 graden, rijden we toch met een debiele grijns op ons gezicht in de schitterende omgeving, want: bochtjes! De route zit er nu echt bijna op. We nuttigen nog even wat bovenop de berg in een uiterst knus theehuisje om de innerlijke mens te verwennen. “Death by chocolate” is wat ik bestel. Een stuk chocoladetaart met tig soorten chocola waar je een acute hartstilstand bij verwacht, maar het viel mee. Dan doet het pa een toch een stuk beter: een brocollisoepje met brood en ook hij is weer gevuld. Voor hoelang is altijd de vraag bij ons. Goed, de route zit er bijna op en we pakken voor de laatste keer de telefoon om onze laatste onderkomen te boeken: Badgers Mount Hotel nabij Leicester. Geteisterd door zo nu en dan regen, komen we rond 17:00 aan en onze monden vallen nog net niet open: wat een geweldig mooi spul! Een landgoed, met zeer mooie ingerichte kamer en een nog mooier restaurant. Zelfs een zwembad ontbreekt niet. Die avond boeken we de boot van Dover naar Dunkerque, een dag eerder dan gepland, maar het zit erop. Onder het genot van een heerlijke maaltijd en een laatste drankje blikken we terug op een opnieuw fantastische vader-zoon rit en hebben het alweer over de volgende reis.

Nu nog even 300km naar Dover, en we zijn weer thuis. Pa, bedankt voor deze geweldig mooie reis, de onvergetelijke avonturen en vooral: het constante lachen!



Dag 4 en 5: brand in Aberystwyth

“Captains log: het is zaterdagavond 28 juli 2018, 21:43, we zitten in de huiskamer van een obscuur B&B temidden in een stelsel dat nog het best te omschrijven is als een hakbijlenbuurt voor iemand die niet beter zal weten. Ondanks het soms bijna stormachtige weertype op de uitgestrekte heuvels van dit voor ons onbekende terrein, hebben de motoren wederom geen krimp gegeven.”, om even deze befaamde woorden van Captain Picard te gebruiken om het volgende verhaal in te luiden.

“Is Wales mooier dan Schotland?”. Deze vraag hebben we al een aantal keer gehad en het beste antwoord daarop vind ik nog altijd: Wales is schattig vergeleken met Schotland. Zoals Simba de brul van vader probeert na te doen in de Lion King. Nu probeer ik normaliter de dingen zo min mogelijk met elkaar te vergelijken, want elk land is uniek met zijn kenmerken, maar door deze vragen maak je stiekem het vergelijk toch zo nu en dan. Wales kan niet aan Schotland tippen, simpel. Waarom niet? Stukken drukker met mensen, en laat ik nu net meestal niet zoveel met mensen hebben. Of nee, eigenlijk moet ik zeggen, met toeristen, terwijl ik mezelf er natuurlijk ook gewoon keihard schuldig aan maak. Inmiddels waarschijnlijk een cliché, maar het feit dat Schotland nog steeds op mijn nummer 1 plek staat, maakt het natuurlijk aardig lastig voor Wales om de “Scots” van de ereplek op mijn lijstje te stoten: verlaten gebieden waar je uren kunt rondtuffen zonder ook maar een huis te zien, machtig ruige vergezichten en een constant veranderende natuur. De rust. De Schot zelf. En Wales heeft natuurlijk onze “tuut tuut” vriend Dennis niet, met zijn hot tub in de achtertuin. Toegegeven, Wales heeft een aantal enorm mooie gebieden met magnifieke vergezichten, waar vooral de kust een grote inspeelt. Nee, dan de kastelen. “Doet u mij maar een kasteeltje”, moeten de blauwbloedigen eeuwen geleden geroepen hebben, getuige de hoeveelheid van deze kolossale gebouwen. Één ding is zeker, saai wordt Wales zeker nooit, en dat op slechts een steenworp van huis.

Hoe dan ook, we zitten inmiddels in Wales, of nee, we zijn er eigenlijk weer net uit. Maakt even niet uit. We zijn in Wales geweest, en hoé. Even terugspoelen naar donderdag: we rijden via de “boer Teun weggetjes” in het zuiden, zoals André ze noemt, naar de kustplaats Fishguard, waar we dus getrakteerd worden op één van die adembenemende vergezichten op de rotspartijen die de Welse kust rijk is. En dat allemaal onder een enthousiaste zon bij zo’n 22 graden. Dat is nou wat met recht het ideale motorweer mogen noemen. We voelen ons de koning te rijk. Vanaf daar volgen we de kustlijn omhoog, om zo nu en dan even een terrasje te pikken met uitzicht op de zee. Wordt het motorleven nog veel beter? Niet snel. Uiteindelijk komen we aan in de bruisende kustplaats Aberystwyth, waar we last-minute een zeer aangenaam onderkomen op de kop getikt hebben. Zo leuk, dat we besluiten hier een rustdag in te lassen. We reizen dit keer overigens een meer flexibele opzet: voorheen maakten we vaak de routes per dag, dus dag 1, dag 2, dag 3 etc, waarbij we dan elke dag vooraf het hotel voor die dag boekten. Dit jaar niet. We hebben gewoon één lange route waarbij we elke dag wel zien waar we uitkomen. Zien we een leuk dorpje of hotelletje? Dan stoppen we daar. Of vooraf even de telefoon uit de zak toveren en de Booking.com of AirB&B app opstarten, werkt ook meer dan prima. Hoe dan ook, even terug naar Aberystwyth: heel levendig en bruisend kustplaatsje, waar we zonder overdrijven binnen 30 stappen op de boulevard staan. Maar de boulevard blijkt niet zoals we gewend zijn: overal staat politie en tevens is de straat afgezet. Dan valt ons oog op een compleet uitgebrand hotel, wat recentelijk gebeurd lijkt. Als we bbc.co.uk raadplegen, leren we dat het afgelopen nacht compleet uitgebrand is en dat er meerdere slachtoffers zijn en nog één persoon vermist is. Serieuze zaak dus. Omdat onze motortrippen vooral uit motorrijden en eten bestaat, besluiten we laatste dan ook te gaan doen: we belanden uiteindelijk bij een klein Italiaans zaakje waar we de lokale specialiteit besluiten uit te proberen: pizza! En dat smaakte, allemachtig. Laten we zeggen dat André de meest dichtstbijzijnde brandslang zocht, en niet vanwege zijn beroep. Blijkbaar zijn er die week meerdere dingen afgebrand in Aberyswyth. De volgende dag doen we, geheel volgens traditie, een treinrit in een oude stoomlocomotief op onze rustdag naar Devil’s Bridge, waar een mooi wandelpad is, langs verschillende watervallen. Rustdag zei u? Vergeet ’t maar. Als twee compleet afgepeigerde wijkagenten die al het zweet op hun voorhoofd hebben staan bij het schillen van een sinaasappel, komen we met een hartslag van 210 en een lekke koppakking boven, om vervolgens 3 uur op de trein terug te moeten wachten omdat we ons vergist hebben in de vertrektijd, en dus compenseren we de intensieve activiteit alsnog op het terras. ’s Avonds willen we de maansverduistering aanschouwen, maar helaas speelt het weer niet mee.

Rondom 6:00 gaan de gordijnen hevig heen en weer vanwege stormachtig weer, dus echt geheel enthousiast om te gaan rijden vandaag zijn we niet en we vertrekken dan ook met wat spetters. Gelukkig gaan die al snel over, en rijden we vervolgens de hele dag onder een prima zonnetje. Een B&B zoeken gaat wat moeizaam vandaag, maar ook dat is uiteindelijk gelukt, ook al moeten we er 3 kwartier voor omrijden. Geeft niks, hoort bij het avontuur.


Voordat het weer een ellenlang verhaal wordt, wil ik het tenslotte nog even over de GPS hebben. Vandaag de dag amper meer weg te denken bij dergelijke motortripjes. Zeg wat je wilt, maar makkelijk is absoluut. Gemak dient immers de mens, zo ook deze reis. Als fanatiek GPS gebruiker misschien lastig om toe te geven, maar er gaan ook bepaalde dingen door verloren: neem nou de ontmoetingen met lokalen om de weg te vragen. Dat kon vroeger nog weleens leiden tot uitgenodigd worden bij de mensen thuis voor een warme hap of een verblijf in de hooischuur met de dochter van de boer. Tenminste, daar hoopte je op. De werkelijkheid was meestal wel anders. Wat dit met Wales te maken heeft? Alles. Hier de weg aan local vragen, is minder romantisch dan het van tevoren misschien lijkt. Dat je TomTom het zomaar kan begeven, heb ik vorig jaar wel bewezen tijdens mijn Noordkaap rit, dus een plan achter de hand is altijd handig. Vandaag dacht ik daar even aan terug. Als je GPS hier in de Wales de pijp aan het Maarten zou geven, en dan vooral buiten de steden, heb je een uitdaging als je je zinnen gezet hebt om de weg te vragen: ik acht de kans dat je Japanse boekhouder die geen klap Engels kan je belastingaangifte succesvol doet, groter dan de weg vragen aan een “Welsh” van het platteland. Ik bedacht me dus zo: stel dat ik hier middenin de bush-bush de weg totaal kwijt raak terwijl de laatste rook mijn GPS verlaat. Niks aan de hand, daar in de verte is er al hulp in zicht. Drie mannen met pet op, duidelijk van agrarische herkomst, bieden hun hulp aan. Denk ik. ‘”Wahwuhhadewah” zegt de kleinste van de dappere mannen en blijft me vragend aankijken.

“Ik wil naar Cardigan, zeg ik in mijn beste Engels. “Moet ik hier dan naar rechts?”
“'Yofresh Khadaffi, zei hij. “Well mate, dop doep dwop mwip wup wirdum, there.”
“I beg your pardon?” vroeg ik.
“Aseit wah dop doep dwop mwip wup wirdum, rutteldeprut sprot.”

Misschien moet ik het achterstevoren afspelen, wellicht helpt dat. Maar verder dan een slecht afgesteld tweetakt motorblok kom ik niet. Nee, het is dat de koeienmest op hun overall in een andere richting wijzen, anders zou ik zweren dat ik net de weg gevraagd heb aan drie bewoners van de planeet Xander. Van mij dus voorlopig geen romantische verhalen over reizen met een landkaart door Wales. Voor je het weet heb je een hooivork tussen je ribben en een klodder pruimtabak op je motorlaarzen. Ik blijf voorlopig nog even mijn GPS gebruiken.


Dag 2 & 3: terug in de tijd in de Cotswolds en onverstaanbare boeren

Een cola’tje bestellen en een pul bier aangereikt krijgen: dat lukt je alleen in Wales. Wij simpele Dordtenaren noemen de “Welsh people” gewoon Engelsen, maar het idee dat Engels een wereldtaal is, verandert hier snel in een illusie. Poef. De meeste zijn onverstaanbaar, en wij voor hen. De taalbarrière in Albanië was minder heftig dan hier.

Hopelijk hebben we jullie gistereavond niet teveel in spanning gelaten, want juist doordat we overdag zeeën van tijd hebben, komen die soms ‘s avonds tekort. Maar niet getreurd, want wat in het vat zit, verzuurt niet. Gisteren geheel volgens traditie rond 09:00 de motoren in de eerste versnelling gezet en het ruime sop gekozen: pak en beet de eerste drie uur waren hersendodend, simpelweg doordat we de snelweg richting de Cotswolds genomen hebben en kennismaakten met de ochtendspits richting Londen. Snel door en snel vergeten is het devies. Direct nadat we de afrit nemen in de buurt van Swindon, de rode loper naar de Cotswolds, worden we getrakteerd op groene slingerwegen en het eerste middeleeuwse dorpje heet ons welkom: Bibury. Prachtig behouden oud Engelse cottages waar nog daadwerkelijk mensen in wonen. De route neemt ons vervolgens over de aller-allerkleinste boerenlandweggetjes, waar auto’s regelmatig achteruit moeten om ons er langs te laten Hier en daar lijkt het meer de Dakar dan op een zondags motorritje. Maar de rust en sfeer maakt alles goed, al is het opletten. Vooral op zo’n FJR natuurlijk, die niet gemaakt is voor dergelijke omgevingen, maar dan ken je pa z’n rijkunsten nog niet: plots wordt de weg onderbroken door een stromend riviertje van circa 5 meter breed en ik gok zo’n 30cm diep. Ik schat de diepte even grofweg in en besluit gas te geven en door het water te rijden. Even voel ik de motor wegslippen maar ook hier is gasgeven de oplossing. Ik stop na het stroompje en kijk wat pa gaat doen. Duidelijk is dat hij voor hetere vuren gestaan heeft en draait dan ook zo’n hand niet om voor die paar druppels water. Als een ware Mozes laat hij het water even zien wie de baas is en voor ik het weet staat hij naast me: “Jij glijdt weg hè, ik niet!”.

We bezoeken nog even de andere pareltjes van de Cotswolds, zoals Stow-on-the-Wold, Slaughters and eindigen in Broadway. Op een terras. Met drinken. En iets met de naam “Millionaire caramel shortbread”. Ondanks het hard werken is, is het wel degelijk vakantie. Op hetzelfde terras wordt de AirB&B app opgestart en zoeken we een onderkomen op ongeveer een uurtje rijden afstand. Het wordt Ross-on-Wye. Terwijl we onze laatste slok nemen, reageert Claus, de eigenaar, al dat we van harte welkom zijn, maar dat hun zelf ook een dagje in Wales zijn en pas rond 18:30 thuis zullen zijn. We melden dat dat geen probleem is en dat we eerst een hapje zullen gaan eten. Je moet immers doen waar je goed in bent.


Zo gezegd, zo gedaan. De koers wordt gezet naar Ross-on-Wye, we zoeken een vreetschuur op en nuttigen als twee koningen in Engeland ons avondmaal: mijn keuze is op de Risotto gevallen en pa maakt gebruik van de lokale speciliteit, fish & chips. Lang verhaal kort, maar dit is de beste B&B tot nu toe. Motoren staan prima onder de carport achter het immens grote huis met tig kamer. Claus heet ons welkom en zegt dat we allebei een kamer mogen hebben, omdat ze toch leeg staan. Dat laten we ons natuurlijk geen twee keer zeggen. Laten we zeggen dat het heel snel weer ochtend was omdat we al baby’s hebben geslapen. De geur van versgebakken croissantjes maakt ons wakker en voor we het weten zitten we weer in het zadel op die mooie landweggetjes. Achteraf gezien zitten er toch wel heel veel van zulke kleine weggetjes in, die nog het meest lijken op brandgangetjes, en het wordt duidelijk dat we zo geen afstanden afleggen, omdat je maximaal 25km in een uur haalt. Dichterbij de natuur kan niet, maar we willen natuurlijk meer van het land zien. Van tevoren op de kaart een route uitstippelen lijkt makkelijk, maar je kan niet altijd zien hoe de wegen er in de praktijk uitzien. Net wanneer we het wel gezien hebben, doemt plots voor ons een bergpas op met een décor die zijn weerga niet kent: even knijp ik mezelf in m’n arm en vraag ik me af of dit echt is of dat iemand een mooie natuurposter als behang gebruikt heeft. Het is echt. Ik zie pa z’n hand omhoog gaan, wijzend naar het uitzicht, gevolgd door een duimpje. Daarna wordt de weg versperd door een stel stieren. “Hoeven we hier geen entrée te betalen?”, vraagt pa. “Het lijkt hier wel een dierentuin, met al die koeien, paarden en roofvogels.” Hij heeft geen ongelijk: in Nederland had er allang een hek omheen gestaan en tot “Nationaal Park” gedoopt, waar grijze oldtimers op electrische fietsen natuurlijk als vliegen op een hoop koeienstront afkomen.

We hebben tot nu toe he-le-maal niks te klagen mensen. “Bywyd yn dda”, zullen die boeren hier zeggen. Oftewel, “life is good.” De meeste mensen houden ervan enigszins op te scheppen over de temperatuur op hun vakantiebestemming: “Hallo ome Henk en tante Corrie! Is het bij jullie maar 17 graden? Hier in Allicante is het een heerlijke 32 graden!”. Dat is dit keer wel andes, terwijl de gemiddelde Nederlander zichtbaar vermagert door vochtverlies en er hier en daar een bejaarde spontaan verdampt, heb ik vandaag mijn kolletje omgedaan omdat het vanmorgen toch nog best fris was met 17 graden. Ha!


Dag 1: een crimineel lekkere hamburger en kokmeeuwenmishandeling

Zitten ze hoor, de Harry's, in de knusse achtertuin van Mark & Ying. Wat we aan het doen zijn? Vooral aan het uitbuiken van de hamburger die als het aan ons ligt, zijn eigen Michelin ster verdient. Vermoedens bestonden dat de kok de hamburgers persoonlijk eerst in Aberdeen (de vleesliefhebber weet waar ik het over heb) is wezen halen. Duurt even, heb je ook wat.


Alles prima verlopen vandaag. Omstreeks 9u de snelste weg uit Nederland gepakt, met de boot naar Dover vanuit Dunkerque in het kielzog. Weinig over te melden. O nee, wacht: de KTM heeft mij vandaag op enigszins subtiele wijze laten dat hij zéker geen Japanner is. Heb ik onlangs iets te hard geroepen in zijn bijzijn ofzo? Gevoelige jongens, die Oostenrijkers. Wat er aan de hand was? Voor vertrek tanken we de stalen rossen altijd vol, zo ook dit keer. Nu heeft een full-options mooiboy als de 1190 Adventure natuurlijk een benzinemeter, die zakt naarmate de tank leger raakt. Behoeft weinig uitleg denk ik zo. Maar, na 100km had ik nog steeds alle streepjes vol. En na 200km ook. Nu wil ik niet zo ver gaan om de KTM een drankorgel te noemen, maar een geitenwollensokken dragende veganist is het nou ook niet bepaald. Het probleem: in de benzinetank van deze motor zit een soort staaf met een vlotter, die bij een volle tank bovenin drijft en onder normale omstandigheden met de benzine meezakt. Maar nu niet: hij blijft bovenin hangen, dus de benzinemeter denkt dat de tank vol zit.


De oplossing? Gewoon even twee uur aan boord parkeren van de DFDS lijn van Dunkerque naar Dover en voilá: problem solved. En toen? Na aankomst in Dover hebben we nog een kleine route richting Canterbury gereden. Gewoon omdat het kan. En omdat we anders aan de vroege kant in onze B&B waren. Toch een kleine 30km gepakt om even de eerste kennismaking met het linksrijden te pakken. Vervolgens hartelijk welkom geheten in onze B&B door de eigenaren Mark en zijn vrouw Ying. Maar dat vervaagt allemaal bij het hoogtepunt van de dag: de hamburger die we ons beiden het zwijgen oplegde, terwijl de delicate avondzon voor de met haar laatste warme zonnenstralen van deze geslaagde dag onze boeventronies verwarmd. De lat wordt wel direct hoog gelegd voor de rest van de week. Man, man, man.

En of het allemaal al niet gek genoeg was, schopte Dré bij het teruglopen over de boulevard tegen een kiezelsteentje, die uiteindelijk werd gekopt door de gevederde pechvogel. Kwestie van verkeerde plek, verkeerde tijd. Morgen even 250km snelweg, om dan bij Swindon van de motorway af te draaien en de Cotswolds te ontdekken. Groetjes thuis allemaal!




Het land van de onuitspreekbare plaatsnamen: Wales!

Spontane ritjes zijn de leukste, dat weet bijna elke motorrijder. Ergens maandenlang naar uitkijken, duurt immers altijd zó lang, dat dit toch best een aardige oplossing lijkt. Ik weet niet eens meer hoe het precies tot stand kwam, maar het zal vast niet veel ingewikkelder geweest zijn dan: "Pa, zullen we naar Wales gaan in plaats van Schotland? Schijnt ook best mooi te zijn en de appeltaart is er blijkbaar prima. Heb straks toch vier weken verplicht vrij van werk." En voor we het wisten was de boot van Dunkerque naar Dover geboekt. Sowieso ook natuurlijk alweer veel te lang geleden, zo'n vader & zoon rit.

Wales moet prachtig zijn: idyllische dorpjes waar de tijd stilgestaan lijkt te hebben, de rust die in de buurt van Schotland te komen zo wordt gezegd, machtige vergezichten en natuurlijk schitterende stuurwegen. Ik zal niet teveel verklappen, maar als we de verhalen mogen geloven, zal er hoop moois door ons vizier te zien zijn. Stiekem zoeken we ook gewoon de verkoeling op, weerbericht Wales komende week: zonovergoten en zo'n 22 graden.

De koffers zijn gepakt en de KTM heeft er zin in. Wordt overigens zijn eerste echte motortrip. Wil je weer een klein beetje met ons meerijden? Volg dan onze blog!