Vereningd Koninkrijk binnenstebuiten: de beurt is aan Wales!

Dag 4 en 5: brand in Aberystwyth

“Captains log: het is zaterdagavond 28 juli 2018, 21:43, we zitten in de huiskamer van een obscuur B&B temidden in een stelsel dat nog het best te omschrijven is als een hakbijlenbuurt voor iemand die niet beter zal weten. Ondanks het soms bijna stormachtige weertype op de uitgestrekte heuvels van dit voor ons onbekende terrein, hebben de motoren wederom geen krimp gegeven.”, om even deze befaamde woorden van Captain Picard te gebruiken om het volgende verhaal in te luiden.

“Is Wales mooier dan Schotland?”. Deze vraag hebben we al een aantal keer gehad en het beste antwoord daarop vind ik nog altijd: Wales is schattig vergeleken met Schotland. Zoals Simba de brul van vader probeert na te doen in de Lion King. Nu probeer ik normaliter de dingen zo min mogelijk met elkaar te vergelijken, want elk land is uniek met zijn kenmerken, maar door deze vragen maak je stiekem het vergelijk toch zo nu en dan. Wales kan niet aan Schotland tippen, simpel. Waarom niet? Stukken drukker met mensen, en laat ik nu net meestal niet zoveel met mensen hebben. Of nee, eigenlijk moet ik zeggen, met toeristen, terwijl ik mezelf er natuurlijk ook gewoon keihard schuldig aan maak. Inmiddels waarschijnlijk een cliché, maar het feit dat Schotland nog steeds op mijn nummer 1 plek staat, maakt het natuurlijk aardig lastig voor Wales om de “Scots” van de ereplek op mijn lijstje te stoten: verlaten gebieden waar je uren kunt rondtuffen zonder ook maar een huis te zien, machtig ruige vergezichten en een constant veranderende natuur. De rust. De Schot zelf. En Wales heeft natuurlijk onze “tuut tuut” vriend Dennis niet, met zijn hot tub in de achtertuin. Toegegeven, Wales heeft een aantal enorm mooie gebieden met magnifieke vergezichten, waar vooral de kust een grote inspeelt. Nee, dan de kastelen. “Doet u mij maar een kasteeltje”, moeten de blauwbloedigen eeuwen geleden geroepen hebben, getuige de hoeveelheid van deze kolossale gebouwen. Één ding is zeker, saai wordt Wales zeker nooit, en dat op slechts een steenworp van huis.

Hoe dan ook, we zitten inmiddels in Wales, of nee, we zijn er eigenlijk weer net uit. Maakt even niet uit. We zijn in Wales geweest, en hoé. Even terugspoelen naar donderdag: we rijden via de “boer Teun weggetjes” in het zuiden, zoals André ze noemt, naar de kustplaats Fishguard, waar we dus getrakteerd worden op één van die adembenemende vergezichten op de rotspartijen die de Welse kust rijk is. En dat allemaal onder een enthousiaste zon bij zo’n 22 graden. Dat is nou wat met recht het ideale motorweer mogen noemen. We voelen ons de koning te rijk. Vanaf daar volgen we de kustlijn omhoog, om zo nu en dan even een terrasje te pikken met uitzicht op de zee. Wordt het motorleven nog veel beter? Niet snel. Uiteindelijk komen we aan in de bruisende kustplaats Aberystwyth, waar we last-minute een zeer aangenaam onderkomen op de kop getikt hebben. Zo leuk, dat we besluiten hier een rustdag in te lassen. We reizen dit keer overigens een meer flexibele opzet: voorheen maakten we vaak de routes per dag, dus dag 1, dag 2, dag 3 etc, waarbij we dan elke dag vooraf het hotel voor die dag boekten. Dit jaar niet. We hebben gewoon één lange route waarbij we elke dag wel zien waar we uitkomen. Zien we een leuk dorpje of hotelletje? Dan stoppen we daar. Of vooraf even de telefoon uit de zak toveren en de Booking.com of AirB&B app opstarten, werkt ook meer dan prima. Hoe dan ook, even terug naar Aberystwyth: heel levendig en bruisend kustplaatsje, waar we zonder overdrijven binnen 30 stappen op de boulevard staan. Maar de boulevard blijkt niet zoals we gewend zijn: overal staat politie en tevens is de straat afgezet. Dan valt ons oog op een compleet uitgebrand hotel, wat recentelijk gebeurd lijkt. Als we bbc.co.uk raadplegen, leren we dat het afgelopen nacht compleet uitgebrand is en dat er meerdere slachtoffers zijn en nog één persoon vermist is. Serieuze zaak dus. Omdat onze motortrippen vooral uit motorrijden en eten bestaat, besluiten we laatste dan ook te gaan doen: we belanden uiteindelijk bij een klein Italiaans zaakje waar we de lokale specialiteit besluiten uit te proberen: pizza! En dat smaakte, allemachtig. Laten we zeggen dat André de meest dichtstbijzijnde brandslang zocht, en niet vanwege zijn beroep. Blijkbaar zijn er die week meerdere dingen afgebrand in Aberyswyth. De volgende dag doen we, geheel volgens traditie, een treinrit in een oude stoomlocomotief op onze rustdag naar Devil’s Bridge, waar een mooi wandelpad is, langs verschillende watervallen. Rustdag zei u? Vergeet ’t maar. Als twee compleet afgepeigerde wijkagenten die al het zweet op hun voorhoofd hebben staan bij het schillen van een sinaasappel, komen we met een hartslag van 210 en een lekke koppakking boven, om vervolgens 3 uur op de trein terug te moeten wachten omdat we ons vergist hebben in de vertrektijd, en dus compenseren we de intensieve activiteit alsnog op het terras. ’s Avonds willen we de maansverduistering aanschouwen, maar helaas speelt het weer niet mee.

Rondom 6:00 gaan de gordijnen hevig heen en weer vanwege stormachtig weer, dus echt geheel enthousiast om te gaan rijden vandaag zijn we niet en we vertrekken dan ook met wat spetters. Gelukkig gaan die al snel over, en rijden we vervolgens de hele dag onder een prima zonnetje. Een B&B zoeken gaat wat moeizaam vandaag, maar ook dat is uiteindelijk gelukt, ook al moeten we er 3 kwartier voor omrijden. Geeft niks, hoort bij het avontuur.


Voordat het weer een ellenlang verhaal wordt, wil ik het tenslotte nog even over de GPS hebben. Vandaag de dag amper meer weg te denken bij dergelijke motortripjes. Zeg wat je wilt, maar makkelijk is absoluut. Gemak dient immers de mens, zo ook deze reis. Als fanatiek GPS gebruiker misschien lastig om toe te geven, maar er gaan ook bepaalde dingen door verloren: neem nou de ontmoetingen met lokalen om de weg te vragen. Dat kon vroeger nog weleens leiden tot uitgenodigd worden bij de mensen thuis voor een warme hap of een verblijf in de hooischuur met de dochter van de boer. Tenminste, daar hoopte je op. De werkelijkheid was meestal wel anders. Wat dit met Wales te maken heeft? Alles. Hier de weg aan local vragen, is minder romantisch dan het van tevoren misschien lijkt. Dat je TomTom het zomaar kan begeven, heb ik vorig jaar wel bewezen tijdens mijn Noordkaap rit, dus een plan achter de hand is altijd handig. Vandaag dacht ik daar even aan terug. Als je GPS hier in de Wales de pijp aan het Maarten zou geven, en dan vooral buiten de steden, heb je een uitdaging als je je zinnen gezet hebt om de weg te vragen: ik acht de kans dat je Japanse boekhouder die geen klap Engels kan je belastingaangifte succesvol doet, groter dan de weg vragen aan een “Welsh” van het platteland. Ik bedacht me dus zo: stel dat ik hier middenin de bush-bush de weg totaal kwijt raak terwijl de laatste rook mijn GPS verlaat. Niks aan de hand, daar in de verte is er al hulp in zicht. Drie mannen met pet op, duidelijk van agrarische herkomst, bieden hun hulp aan. Denk ik. ‘”Wahwuhhadewah” zegt de kleinste van de dappere mannen en blijft me vragend aankijken.

“Ik wil naar Cardigan, zeg ik in mijn beste Engels. “Moet ik hier dan naar rechts?”
“'Yofresh Khadaffi, zei hij. “Well mate, dop doep dwop mwip wup wirdum, there.”
“I beg your pardon?” vroeg ik.
“Aseit wah dop doep dwop mwip wup wirdum, rutteldeprut sprot.”

Misschien moet ik het achterstevoren afspelen, wellicht helpt dat. Maar verder dan een slecht afgesteld tweetakt motorblok kom ik niet. Nee, het is dat de koeienmest op hun overall in een andere richting wijzen, anders zou ik zweren dat ik net de weg gevraagd heb aan drie bewoners van de planeet Xander. Van mij dus voorlopig geen romantische verhalen over reizen met een landkaart door Wales. Voor je het weet heb je een hooivork tussen je ribben en een klodder pruimtabak op je motorlaarzen. Ik blijf voorlopig nog even mijn GPS gebruiken.


Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!