Vereningd Koninkrijk binnenstebuiten: de beurt is aan Wales!

Dag 6 en de rest: 170km omrijden vanwege een bosbrand

Brand lijkt de rode draad te zijn deze reis: een uitgebrand hotel én een pizza zo pittig, dat je er een doosje Rennie van het huis bij krijgt. En dat allemaal in hetzelfde stadje: Aberystwyth. Petje af overigens voor wie het in één keer goed kan uitspreken.

Enfin, zoals jullie hebben kunnen lezen, zit de rustdag er alweer lang en breed op en de kontspieren hebben dus weer lekker kunnen losweken. Zo’n pauze is eigenlijk een must om taferelen als trombosebenen van al het motorrijden te voorkomen. Dat je dan vervolgens activiteiten gaat ondernemen waar je knikkende knieën gecombineerd met zuurstofgebrek waar een gemiddelde astmapatiënt niet vies van is krijgt, is een ander verhaal. Breekt zo lekker de week. Waar waren we ook alweer gebleven? Ik schrijf er al iets over, maar dat was vrij summier vanwege ons late aankomst in het hotelletje wat we met enige moeite vonden, hierover laten meer. O ja, gisteren begonnen we zoals gezegd de dag eerste rijdag na de welverdiende break vrij somber, met veel wind en af en toe een spetter. Maar daar laat een beetje avonturier zich niet door afschrikken, dus ook wij niet. Bovendien is de ruige zee door de straffe wind een welkome traktatie. De route van vandaag leidt ons de eerste 20 kilometer langs de kust, ten noorden van Aberystwyth. De “boer Teun weggetjes” houden we er blijkbaar in, welke ons over het heuvelachtige landschap van deze regionen meenemen. We gaan omlaag en omhoog en plots als we een bovenaan een heuvel komen worden we getrakteerd op een machtig mooi vergezicht dat zo uit een schilderij lijkt te komen: nee, ik ga Bob Ross dit keer niet noemen. In de verte is de alles behalve kalme zee te zien, waar de golven tot meters ver het zand op het strand opslokken, die net het kustdorpje niet bereiken. Dat moeten we even van dichtbij gaan kijken, bedacht ik me zo. Ik sla een doodlopend weggetje in richting de kust en besluit heldhaftig als ik me voel, het dijkje omhoog te rijden, om zo de zee te zien. Hm, losliggende keien, dat moet lukken toch? Ik heb niet voor niets een KTM 1190 Adventure gekocht. Ik kom vast te zitten en hoe meer gas ik geef, hoe verder het achterwiel zich knusjes tussen de stenen begraaft. Na de motor wat heen en weer gesjord te hebben, ontkom ik er niet aan: “Pa, help eens een handje!” Na het betere duw- en trekwerk van een gepensioneerde brandweer man ben ik weer los en besluit de KTM toch maar naast de ouwe trouwe FJR te parkeren. We maken wat foto’s als bewijslast en we tuffen weer verder. Toch maar eens die adventure training volgen.


Na zo’n 20km buigt de route van de kustlijn af en begint een nieuw natuurspektakel: natuurpark Snowdonia met een omvang van ongeveer 2170 km². Het park is genoemd naar Snowdon (Yr Wyddfa in Welsh), met 1085 meter de hoogste berg in Wales. Daar kun je mee thuiskomen. Bovendien liggen hier een aantal meertjes wat natuurlijk altijd een welkome afwisseling is. Inmiddels heeft de zon ruimte gewonnen en we rijden weer onder een prachtige blauwe lucht met een graadje of 18, ideaal dus. Even later zien we een raftcentrum, dat ook een café’tje heeft en we besluiten dat het tijd is voor een bakkie. Hoe we het elke keer weten uit te zoeken is me een raadsel, maar ze hebben een terras pal aan een wild stromend riviertje, waar ze op dat moment enorm gemotiveerd aan het raften zijn. Wat is er beter dan onder het genot van een flapjack en een warme chocomel kijken hoe mensen half verzuipen? Ik zou het niet weten. Misschien twee flapjacks, maar ik moet natuurlijk nog wel in m’n leren raceoverall passen. Na enig leedvermaak zwaaien we de benen weer over de zadels van onze trouwe reisgenoten en laten de opnieuw schitterende wegen inclusief verbluffende landschappen ons goed smaken.

16:00, geen Cup a Soup tijd, maar tijd om ons onderkomen voor vanavond te gaan zoeken. En weer opnieuw zoeken we daar een alles behalve deprimerende stek voor uit: op een terras, aan zee, onder een blauwe lucht en met een immens kasteel dat dient als achtergrond. Waar we zijn? Caernarfon. Hoe? Ja, dat dus. We kijken waar we ongeveer rond 18:00 zullen zijn en zoeken daar een plek om te overnachten. Nu ja, dat proberen we. Want er is daar bar weinig te vinden voor onder de 200 euro. Even begin ik te denken aan een storing in de Booking.com en AirB&B app. Nog nooit meegemaakt dit. Ik vind uiteindelijk letterlijk één kamer voor een schappelijke prijs, maar met AirB&B werkt het zo, dat je een verzoek indient bij de verhuurder en vervolgens moet deze beste man het verzoek accepteren. Pas dan kun je terecht. Maar een reactie blijft uit, en we besluiten verder te rijden, in de hoop dat we bij de volgende stap reactie hebben. Dat werkte tot nu toe prima.

We rijden verder langs de kust omhoog via Conwy en belanden uiteindelijk rond 18:30 bij een restaurantje in Mold, zo’n 100km verderop. Nog geen reactie. Maar motorrijden maakt zoals inmiddels bekend hongerig en we besluiten dus daar eerst wat aan te doen. André zoekt een restaurantje op en belanden uiteindelijk bij “The fat boar”, waar we buiten op het terras een buitenaardse goede honing/mosterd kip met frietekes wegwerken in een tempo waar ze bij de brandweer “U” tegen zeggen, want het begint te regenen. Goed, inmiddels is het 19:00 en we hebben nog geen onderkomen voor vanavond. Tevergeefs raadpleeg ik nog een keer de Booking.com en AirB&B app: nada, noppes, njente. Waar wél zat plek is voor een schappelijke prijs in de omgeving van Liverpool: zo’n 80km rijden en bovendien 80km uit de route. Maar je moet wat. Ik zoek een redelijk spulletje uit en druk op “verstuur reservering”. Hoppa, in de pocket. Na zo’n 3 kwartier rijden komen we aan in Kirby, een buitenwijk van Liverpool. We rijden een arbeiderswoonwijk in, waar de vraagtekens nog net niet boven onze helmen te zien zijn, maar warempel, dit onderkomen ziet er best prima uit. We laden alles uit, halen nog wat te drinken voor in de gezellige huiskamer en ik slinger de laptop aan voor een hopelijk opnieuw smakelijk verhaal. De motoren zetten toch maar wel op slot.


De volgende dag bij het openen van de gordijnen verschijnt er niet direct de kinderachtige glimlach op ons gezicht die we tot zover wel elke dag hadden: de druppels rollen langs de ramen en de bomen dansen de Macarena. Lekker. De regenkleding wordt uit de koffers getoverd en de GPS wordt ingesteld naar het punt waar we gisteren gebleven waren: weet je nog dat we 80km van de route moesten afwijken voor dit krot? Dat betekent dus nu weer 80km oftewel 3 kwartier terugrijden, want we hebben onze zinnen gezet op de Horseshoe Pass: de naam verklapt het al, een bergpas waarvan meerdere mensen ons gezegd hebben dat die écht niet mag ontbreken in onze route. En wie zijn wij om dat in de wind te slaan? Letterlijk. Na 45 minuten snelweg komen we aan bij de pas, en met droge ogen bekijken we de talloze borden met de tekst “Road closed”, die de weg ook daadwerkelijk versperren. Bloody hell, zoals de Engelsen zouden zeggen. Even bedenk ik wat dat in het Welsh zou zijn. Bummer, maar het is wat het is. Het kan niet altijd van een leien dakje gaan, en dat maakt het juist zo avontuurlijk. We besluiten koers te zetten naar het volgende mooie gebied: “Peak District National Park”. Glenda en ik kwamen hier vorig jaar al door heen, na aankomst met de boot in Harwich, onderweg naar Liverpool, dus ik wist wat te verwachten. Alleen toen scheen de zon, en nu niet. In volle mist, de luchtvochtigheidsmeter op 90% en de temperatuurmeter op 16 graden, rijden we toch met een debiele grijns op ons gezicht in de schitterende omgeving, want: bochtjes! De route zit er nu echt bijna op. We nuttigen nog even wat bovenop de berg in een uiterst knus theehuisje om de innerlijke mens te verwennen. “Death by chocolate” is wat ik bestel. Een stuk chocoladetaart met tig soorten chocola waar je een acute hartstilstand bij verwacht, maar het viel mee. Dan doet het pa een toch een stuk beter: een brocollisoepje met brood en ook hij is weer gevuld. Voor hoelang is altijd de vraag bij ons. Goed, de route zit er bijna op en we pakken voor de laatste keer de telefoon om onze laatste onderkomen te boeken: Badgers Mount Hotel nabij Leicester. Geteisterd door zo nu en dan regen, komen we rond 17:00 aan en onze monden vallen nog net niet open: wat een geweldig mooi spul! Een landgoed, met zeer mooie ingerichte kamer en een nog mooier restaurant. Zelfs een zwembad ontbreekt niet. Die avond boeken we de boot van Dover naar Dunkerque, een dag eerder dan gepland, maar het zit erop. Onder het genot van een heerlijke maaltijd en een laatste drankje blikken we terug op een opnieuw fantastische vader-zoon rit en hebben het alweer over de volgende reis.

Nu nog even 300km naar Dover, en we zijn weer thuis. Pa, bedankt voor deze geweldig mooie reis, de onvergetelijke avonturen en vooral: het constante lachen!



Reacties

Reacties

P@

Weer een mooi verhaal of ik weer aan het rijden ben daar.

Op naar de volgende 2019

Jan van IJpen

Prachtige verhalen en mooie routes.
Maar weer veilig thuis.
Jan en Anneke

Lenie

Wat een prachtig verhaal weer en bedankt dat we weer mochten meegenieten.
Welkom thuis mannen en tot de volgende reis. ?

Ria

Geweldig verhaal, heb er van genoten!

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!